Weten.
Op pauselijk bevel
De praktijk van castratie gaat terug op de oudheid. Maar voor de doorbraak van castraatzangers in het operarepertoire is met name één man verantwoordelijk. In 1588 weerde Paus Sixtus V alle vrouwelijke zangers op de podia van theaters en operahuizen in de pauselijke staten van Italië. Een eeuw later zou Innocentius XI dat verbod nogmaals herhalen. Het Vaticaan baseerde zich daarvoor op de uitspraak van apostel Paulus (Korinthiërs 1:14) ‘Mulier taceat in ecclesia’ (‘Vrouwen moeten hun mond houden in kerkelijke aangelegenheden’). Vrouwelijke sopranen en alten werden daarna eeuwenlang grotendeels door castraten vervangen, niet alleen op wereldlijke maar ook op religieuze bühnes. In 1589, een jaar na zijn ban op vrouwelijke zangers, vaardigde Paus Sixtus V bovendien een pauselijke bul uit om ook voor het koor van de Sint-Pietersbasiliek in Rome enkel castraten te recruteren.
Einde van een tijdperk
Castraten werden uiteindelijk het slachtoffer van hun eigen succes. Hun vocale acrobatieën leidden tot aberraties en leeg gekwinkeleer waardoor zij de gunst van het publiek in de vroege negentiende eeuw langzaam maar zeker kwijtspeelden. Ook de praktijk zelf kwam hoe langer hoe meer onder druk te staan. Bij de eenmaking van Italië in 1861 werd castratie officieel bij wet verboden. Rome deed er langer over om zijn standpunt te herzien. Pas in 1878 stelde Leo XIII zijn veto op nieuwe aanwervingen van castraten voor de Sixtijnse kapel. Toch duurt het tot het begin van de twintigste eeuw voor Pius X de castraten definitief uit hun laatste bastion zal verbannen. Alessandro Moreschi, de laatste castraatzanger uit de Sixtijnse Kapel, stierf in 1922. Dat is geen honderd jaar geleden dus.
Hulde aan vergeten stemmen
In het verlengde van het boek geeft Daan Esch een aantal lezingen waarin het thema van de castraten in meer detail wordt toegelicht. Als hulde aan de stemmen die voor eeuwig zullen zwijgen.